het vraagstuk

Waarom     de bomen kreten uitslaan van verderf

Waarom     de oerklank haar stem verliest

Waarom     die zure maskers

Waarom      dat schrijnend gebaar

Ik laat mijn voeten over aardebodem strelend, hun weg banen over vandaag. Mijn tenen raken vreemde gewaarwording door groene figuren in gang gestoken, een blijdschap, omgeven door de donkere gewaden vol verontrusting gebroed. Een traan waarachter zeeën schuilen, hun zoute smaak, hun diepe duisternis, hun vreemde bewoners. Een knipoog langsheen de levenssliert, schimmen, verdwaling, weg van Zijn. Eénoog met een prikkende vinger, een verstopte neus, terwijl gekwelde lippen toegang voor wat adem noemt versperren. Twee grote oren in een monotoon fabrieksgebouw.

Eén hart, duizenden emoties. De vos pakt het zwakste schaap, geen greintje betreuring, de ziel wordt haar wens ontnomen, haar kracht vervaagt samen met een wonderlijke kans, en ze huilt in zeven kleuren haar diepe klanken in gevangenschap.

Niet door externe pijnen, niet door de schaduw van het leven. Het is door wat het 'ik' doet met het spiegelbeeld, de omgang, de val zonder hoop, dat wat de hand doet, wat de geest oplegt aan de hand te doen en wanneer die besluit dat groei niet mogelijk is en de ziel geen schoonheid verdient.

 

 februari 2005

Ann